De schouderbinnenwaarts
Het paard kan zich nu zowel op de volte als op de rechte lijn met buiging bewegen.
Door de lengtebuiging nu te vergroten komen we vanzelf in de schouderbinnenwaarts
Schouderbinnenwaarts wordt meestal gereden op drie sporen. In de klassieke rijkunst wordt hij echter ook op vier sporen gereden, waarbij de voorhand op de binnenhoefslag loopt en de achterhand op de buitenhoefslag. De lengtebuiging is hierbij beduidend groter.
WAT IS SCHOUDERBINNENWAARTRS?
Het paard loopt met stelling en lengtebuiging in voorwaarts zijwaartse richting; het buitenachterbeen loopt in het eerste spoor – het tweede spoor wordt gevormd door het binnenachterbeen en buitenvoorbeen – het binnenvoorbeen loopt in het derde spoor.
De oefening schouderbinnenwaarts wordt in de Academische Rijkunst gezien als dé oefening die alle rijkunstige problemen op zou kunnen lossen. (ook wel de aspirine van de dressuur genoemd, of de hoeksteen van de dressuur)
Doordat alle oefeningen in de Academische Rijkunst eerst aan de hand worden aangeleerd, kan het paard de oefening onder de ruiter veel makkelijker leren en uitvoeren.
Door de oefening in een zeer langzame stap aan te leren, zowel aan de hand als rijdend, leert het paard zijn benen bewust te plaatsen.
DE HULPEN
Bij de schouderbinnenwaarts wordt gebruik gemaakt van de "versale" hulpen (binnenbeen – buitenteugel).
Het paard heeft al geleerd zich in de goede lengtebuiging te bewegen waardoor hij dus aan de buitenteugel is.
- de buitenteugel wordt nu tegen de hals gelegd en leidt de schouders naar binnen.
- het binnenbeen van de ruiter ligt op de singel en drijft op het moment dat het binnenachterbeen opgetild wordt. Op die manier wordt het paard uitgenodigd dit achterbeen meer onder de massa te brengen.
- de ruiter zijn binnenzitbeenknobbel wordt vermeerderd belast, zodat de spieren aan de buitenzijde ontlast worden en zich kunnen rekken.
- De spieren aan de binnenzijde worden geanimeerd zich vermeerderd aan te spannen.
- de binnenteugel is van de hals en onderhoudt de stelling
- het buitenbeen van de ruiter ligt achter de singel en voorkomt het uitzwaaien van de achterhand.
- het zwaartepunt van de ruiter, dat zich diep in zijn buik bevindt, verplaatst zich rechtuit in de richting van de beweging.
- de schouders van de ruiter zijn parallel aan de schouders van het paard (dus ook het hoofd)
- de heupen van de ruiter zijn parallel aan de heupen van het paard.
VERSCHILLENDE MOGELIJKHEDEN
De schouderbinnenwaarts kan op verschillende manieren gereden worden.
In eerste instantie wordt hij in stap gereden, daarna in draf en tot slot in galop.
- op de hoefslag
- op de volte
- vanuit een volte in de hoek vervolgens schouderbinnenwaarts de lange zijde op.
- halverwege de lange zijde een kleine volte rijden om te controleren of het paard zich goed tussen de hulpen van de ruiter beweegt
- de schouderbinnenwaarts kan beëindigd worden door een volte in te rijden of de schouders terug te plaatsen, recht voor de achterhand.
WAAROM SCHOUDERBINNENWAARTS?
Zoals al eerder gezegd wordt de schouderbinnenwaarts gezien als de hoeksteen van de dressuur of de aspirine van de dressuur. Alle rijkunstige problemen kunnen hiermee opgelost worden.
- het paard wordt buigzamer (denk aan stijve paarden)
- het paard krijgt meer schoudervrijheid
het paard zal door de lengtebuiging makkelijker voorwaarts neerwaarts lopen en nageven. - het binnenachterbeen wordt door de vermeerderde belasting buigzamer en dus sterker
- de oefening is een voorbereiding op de verzameling
- het paard krijgt meer balans
- het paard wordt soepeler en "durchlässiger", waardoor de hulpen beter doorkomen.
- doordat het achterbeen meer gaat dragen, wordt het paard lichter
- het verbetert de gangen van het paard. De takt, de uitdrukking van de draf en de stabiliteit in de galop.
De schouderbinnenwaarts in galop is bij uitstek geschikt om het paard recht te richten. Van nature plaatst een paard in galop zijn buitenachterbeen op het spoor tussen beide voorbenen (travers-achtig).
Door de schouderbinnenwaarts leert hij zijn binnenachterbeen onder het zwaartepunt te plaatsen.
ATTENTIEPUNTEN:
- Bij het rijden van de schouderbinnenwaarts is het belangrijk dat:
- men de schouders van het paard naar binnen plaatst en niet de achterhand naar buiten.
- de lengtebuiging behouden blijft, en dat het paard zich niet recht maakt, waardoor de oefening a.h.w. een wijken voor het been zou worden. Hierbij treedt het binnenachterbeen voorbij het zwaartepunt en verliest de oefening zijn gymnastische waarde.
- de oefening in een rustig, langzaam tempo aangeleerd wordt, omdat het paard de neiging kan hebben om te stuwen met het binnenachterbeen i.p.v. te dragen, zodat hij onder de dragende functie van het binnenachterbeen uitkomt.