Merkwaardig genoeg worden in bijna alle rijvoorschriften straffen grondiger behandeld dan de verschillende soorten van belonen.

DOEL VAN DE ACADEMISCHE RIJKUNST
Vroeger was de inzet van het paard vooral praktisch gericht en een noodzaak. Hij was niet weg te denken uit de samenleving. Door de snelle technologische ontwikkelingen veranderde zijn doelgerichte functie naar een hoofdzakelijk recreatief doel. 



Zijn functie:

  • als strijdros (reeds vanaf Xenophon tot aan de WOII); 
  • als vervoers-/transportmiddel (rijdier, koetspaard);
  • als lastdier;
  • als trekdier (boten, bomen); 
  • als werkpaard etc. (landbouw)

veranderde door de snelle technologische ontwikkelingen. De levende paardenkrachten werden vervangen door kunstmatige paardenkrachten. Het paard verloor zijn doelgerichte functie en werd een luxe object. Het bezitten en berijden van een paard werd een bewuste keuze.   

In de vorige eeuwen was het bezitten van een goed getraind paard van cruciaal belang om in leven te blijven.
Dit in tegenstelling tot onze moderne maatschappij, waarin wij niet meer afhankelijk zijn van het paard. 

Voor het welzijn van het paard blijft een goed uitgebalanceerde training echter wel noodzakelijk voor zijn gezondheid, zodat hij tot op hoge leeftijd gezond en fit kan blijven en aan onze wensen kan blijven voldoen.

De Academische of Klassieke Rijkunst stelt zich dan ook ten doel de natuurlijke aanleg van het paard, zijn fysieke en psychische kracht en zijn persoonlijke vaardigheden te ontwikkelen tot het hoogst mogelijke niveau, waarbij rekening gehouden wordt met zijn natuurlijke aanleg.

 Dit kunnen we bereiken door:  

  • de gymnastische oefeningen in de juiste mate en dosering aan te bieden aan het paard;
  • de dressuur te gebruiken voor het paard en niet het paard voor de dressuur;
  • de dressuur als kunst te beschouwen, welke mens en paard een doel geeft, welke tot op hoge leeftijd met waardigheid vervuld kan worden.

De academische rijkunst vergroot het prestatievermogen en het uiterlijk en verlengt de arbeidsgeschiktheid van het paard.

Door een paard correct te trainen kunnen we ons paard sterk en gezond houden en veel problemen voorkomen, verhelpen of verminderen. Dat betekent niet dat een goede training een ziek paard gezond kan maken. Daarom moeten we altijd in samenwerking met een dierenarts, hoefsmid, paardentandarts, homeopaat, osteopaat, fysiotherapeut etc. zorgen dat ons paard in goede conditie verkeert. 
De snelheid van de training hangt in eerste instantie af van de lichamelijke en geestelijke ontwikkelingsmogelijkheden van het paard. Het paard bepaalt in eerste instantie het tempo en het te behalen niveau. 

Voor de training van een paard hebben wij de beschikking over een groot aantal gymnastiserende oefeningen en diverse baanfiguren:

  • volte, slangenvolte
  • schouder voor
  • schouderbinnenwaarts 
  • travers, renvers, appuyement
  • arbeidspirouette
  • tempowisselingen
  • carré

Door middel van deze oefeningen en baanfiguren kunnen wij het paard trainen tot het gewenste niveau dat bij paard en ruiter past, volgens het opleidingsscala:

  • Ontspanning
  • Vorm
  • Balans
  • Tempo
  • Takt
  • Schwung

Uiteindelijk bepalen de fysieke en psychische mogelijkheden van het paard de snelheid van de training en het te behalen niveau.
Op deze manier kunnen wij het paard trainen tot het gewenste niveau dat bij paard en ruiter past.

  • Het gaat er niet om hoe snel we een resultaat krijgen, zolang het resultaat dat we krijgen maar van goede kwaliteit is.
  • Het doel is niet het rijden van die “moeilijke oefening” (b.v. de piaf, etc), maar welke meerwaarde het heeft voor het paard (het sterker, soepeler, buigzamer etc. maken).

De oefeningen grijpen net als de schakels van een ketting in elkaar. En net als bij een ketting, die zo sterk is als zijn zwakste schakel, geldt dat ook voor de prestatie van het paard. 

Maar door juist de sterke kanten van een paard te ontwikkelen, kunnen de iets zwakkere kanten gecompenseerd worden. 

Als oefening D niet of nog niet lukt, kan je niet aan oefening E beginnen. Doe je dit toch en negeer je het probleem bij oefening D, dan zal zich dit ergens verderop in de training weer manifesteren. Dat wil natuurlijk niet zeggen, dat je soms niet juist een andere, misschien moeilijkere oefening mag doen met als doel juist de moeilijkheid te vereenvoudigen of het probleem op te lossen. Doorgaans kan je stellen dat zodra een paard een oefening voor drie kwart beheerst, je de daaropvolgende oefening kan introduceren. Vaak blijkt dan dat de vorige oefening makkelijker lijkt voor het paard, waardoor hij die met meer gemak kan uitvoeren.

Wanneer je je bezighoudt met de training van paarden is het essentieel dat je je bewust bent van je doel. Je moet een plan hebben om dat doel te bereiken. Bij elke oefening moet duidelijk zijn:

  • wat de oefening inhoudt;
  • wat het doel is van de oefening;
  • wanneer je de oefening gebruikt;
  • welke hulpen je hiervoor gebruikt;
  • hoe de oefening wordt opgebouwd en uitgevoerd;
  • wat de problemen evt. kunnen zijn;
  • hoe je die problemen op kan lossen.

Iedere oefening moet bijdragen aan de verwezenlijking van het gekozen doel. Iedere oefening is een stuk gereedschap in de ontwikkeling van je paard. Bij alle trainingssessies is het zinvol dat je duidelijk voor ogen hebt wat je het paard wilt leren. Het maakt niet uit op welk niveau je traint, zolang het maar past bij het psychische en mentale niveau van het paard en de ruiter op dat moment.    

Terug naar "Trainingsdoelen"

Heeft u vragen of interesse?

Heeft u vragen, opmerkingen of interesse? Vult u dan onderstaand formulier in en u ontvangt zo spoedig mogelijk bericht.

Naam:
Email:

NOKR