Er zijn geen paarden die op een ezel rijden, maar er zijn wel ezels die op paarden rijden.

TWINTIGSTE EEUW TOT HEDEN (1900 tot nu)

De rijkunst van voor de Franse revolutie is nooit meer teruggekomen.

Maar tegenwoordig kunnen we wel dezelfde keuzes maken als de vorsten van toen door de toegenomen welvaart, namelijk:

  • we kunnen lezen en schrijven, wat ons in staat stelt hippische boeken te lezen;
  • we hebben vrije tijd;
  • we hebben de financiële mogelijkheden om goede paarden te kopen, wat vroeger alleen aan vorsten was voorbehouden.

Echter in onze huidige maatschappij hangt ons leven niet meer af van de kwaliteit of vaardigheden van onze paarden. Het paard heeft geen functie meer in ons dagelijks leven.

Doordat we niet dagelijks meer samenwerken met paarden, zijn we van het wezen paard vervreemd. zodat we vaak te weinig kennis hebben van en begrip hebben voor het paard. Hierdoor is er veel onbegrip tussen mens en paard ontstaan, waardoor men zijn toevlucht neemt tot dwang en kracht (slofteugels, scherpere sporen, bit etc.) De gevolgen zijn vaak desastreus voor het paard. 

Doordat paarden voor velen een vrijetijdsbesteding zijn, is de drijvende kracht achter het trainen en rijden sterk veranderd. In onze prestatiegerichte maatschappij rijden we vaak om indruk te maken op de jury. Met onze "bekwaamheid" proberen we ons aanzien in de maatschappij te verbeteren.

Zo schenken we vaak meer aandacht aan de uiterlijke verschijning of het mooie plaatje dan aan de correcte trainingsarbeid en –opbouw.

Zo lijken gespannen paarden met veel druk op de teugels en de voorbenen ver onder het lichaam de normaalste zaak van de wereld te worden. 

Bij het bestuderen van de werken van de verschillende, bovengenoemde grootmeesters (Xenophon, Pluvinel, Guerinière, Steinbrecht etc.) valt het verschil, tussen de rijervaringen en –vaardigheden van de hedendaagse gemiddelde ruiter en die van de oude meesters, bijzonder op.

1. De piaffe in de oude geschriften wordt zo beschreven, dat het niet de indruk wekt een moeilijke, buitengewone oefening te zijn. Terwijl het tegenwoordig toch zeker een hele prestatie is, wanneer men deze oefening beheerst.

2. Een ander voorbeeld van het verschil in rij-ervaring en rij–vaardigheid is dat in de klassieke geschriften de ruiter wordt geadviseerd het paard bij het halthouden toe te staan, licht omhoog te komen met de voorhand. Voor velen van ons is het een betekenisloze opmerking omdat het voor ons zeer onwaarschijnlijk is dat een paard bij het halthouden met de voorbenen van de grond zal komen. Eerder het tegenovergestelde zal voorkomen, nl. dat het paard juist extra gewicht op de voorhand brengt bij het halthouden.

3. Hetzelfde geldt voor de interpretatie van het woord “voorwaarts’. Van oorsprong werd hiermee bedoeld dat elke stap die het paard zet (behalve bij het achterwaarts gaan) een beetje verder naar voren moest zijn. Tegenwoordig wordt de term “rijd je paard voorwaarts” vaak opgevat als excuus voor snelheid. Terwijl een snelle, voorwaartse beweging de mogelijkheid om de achterhand tot dragen te brengen, juist belemmert.

Deze drie voorbeelden geven wellicht het verschil aan tussen de vaardigheden en kennis van de klassieke rijmeesters - die wisten hoe ze een paard moesten verzamelen (door de gewrichten van de achterbenen te laten buigen en ze op de achterhand te zetten) - en onze vaardigheden. 

Daarom is het belangrijk dat men zich verdiept in de oude geschriften over de rijkunst en opnieuw op zoek gaat naar de harmonie met de paarden, zodat de rijkunst weer op kan bloeien en in zijn oude waarden kan herrijzen.

Terug naar "Historie"

Heeft u vragen of interesse?

Heeft u vragen, opmerkingen of interesse? Vult u dan onderstaand formulier in en u ontvangt zo spoedig mogelijk bericht.

Naam:
Email:

NOKR